Palmzondag 5/4/2020

VIERING VAN DE ZONDAG

Palmzondag

5 april 2020

Inleidend woord

Zes dagen voor het Paasfeest ging de Heer de stad Jeruzalem binnen. Kinderen kwamen Hem tegemoet; zij hadden palmtakken in de hand en riep luid: Hosanna in de hoge! Gezegend de Heer; groot is Uw barmhartigheid. Doe de deuren open: de Koning der glorie moet binnengaan.

Gebed

Almachtige eeuwige God,

Om aan de mensen een voorbeeld te geven van nederigheid hebt U gewild dat onze Verlosser mens werd zoals wij en de dood onderging aan het kruis. Geef dat wij ter harte nemen wat zijn lijden ons te zeggen heeft en deel hebben aan zijn verrijzenis.

Wij vragen het U, Gij onze Heer, die leeft in eeuwigheid.

Amen.

Lezing

Uit de profeet Jesaja

God de Heer heeft mij de gave van het woord geschonken: Ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken. Elke morgen spreekt Hij zijn woord, elke morgen richt Hij het woord tot mij en ik luister met volle overgave. God de Heer heeft tot mij gesproken en Ik heb mij niet verzet, Ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood ik aan wie Mij sloegen, mijn wangen aan wie Mij de baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie Mij smaadden en Mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen: daarom zal Ik niet beschaamd staan en zal Ik geen spier vertrekken. Ja, Ik weet dat ik niet te schande zal worden.

Psalm 22

Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Ze lachen met mij, allen die mij zien,

Ze grijnzen en ze schudden met het hoofd.

Hij steunt toch op de Heer?

Laat Die hem dan bevrijden,

Laat Die hem redden, als Hij hem bemint.

Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Ach Heer, houd U niet ver van mij,

Mijn steun, kom haastig om mij bij te staan.

Uw Naam zal ik verheerlijken onder mijn broeders,

Voor heel het volk zal ik uw lof verkondigen:

U, dienaars van de Heer, verheerlijkt Hem,

Heel het geslacht van Jacob, brengt Hem dank.

Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs

In die tijd ging een van de twaalf, Judas Iskariot geheten, naar de hogepriesters en zei: ‘Wat wilt u mij geven als ik u Jezus in handen speel?’ Zij betaalden hem dertig zilverlingen. En van toen af zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem over te leveren.

Op de avond van het paasmaal was Jezus met zijn twaalf leerlingen bijeen. Onder de maaltijd sprak Jezus: ‘Voorwaar ik zeg u: een van u zal Mij overleveren.’ Ze begonnen Hem te vragen: ‘Ik ben het toch niet Heer?’

Onder de maaltijd nam Jezus het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen, met de woorden: ‘Neemt en eet; dit is mijn Lichaam.’ Daarna nam Hij de beker en, na het spreken van het dankgebed, reikte Hij hun die toe met de woorden: ‘Drinkt allen hieruit. Want dit is mijn Bloed van het Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.’

Toen gingen zij naar de Olijfberg. Hier sprak Jezus tot hen: ‘In deze nacht zullen jullie allen aanstoot aan Mij nemen.’ Toen zei Petrus: ‘Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit.’ Jezus zei: ‘Voorwaar, Ik zeg u: nog deze nacht, vóór het kraaien van de haan, zult jij Mij driemaal verloochenen.’

Toen Jezus met zijn leerlingen bij het landgoed Getsemane kwam, sprak Hij tot hen: ‘Blijft hier zitten, terwijl Ik ginds ga bidden.’ Hij begon bedroefd en angstig te worden. Hij wierp zich ter aarde en bad: ‘Mijn Vader, als het mogelijk is laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch: niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt geschiede.’ Hij ging terug naar zijn leerlingen en vond hen in slaap. Hij sprak tot Petrus: ‘Gaat het uw krachten te boven één uur met Mij te waken? Het uur is gekomen waarop de Mensenzoon wordt overgeleverd.

Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas de verrader, vergezeld van een grote bende met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriester. Zijn verrader had met hen een teken afgesproken: ‘Die ik zal kussen, Hij is het.’ Judas ging op Jezus toe en zei: ‘Gegroet Rabbi’, en hij kuste Hem. Toen greep de bende Hem vast en overmeesterden Hem. Een van Jezus’ leerlingen greep zijn zwaard en sloeg met een houw de knecht van de hogepriester het oor af. Jezus richtte zich tot de bende en sprak: ‘Dagelijks zat ik in de tempel, toen hebt u Mij niet gegrepen. Maar dit alles gebeurt opdat de Schriften van de profeten in vervulling zouden gaan.’ Toen lieten de leerlingen Jezus in de steek en namen de vlucht.

De bende bracht Jezus naar de hogepriester Kájafas. Petrus volgde op een afstand en ging bij het dienstvolk van het paleis zitten om te kijken hoe het zou aflopen. De hogepriester en de oudsten van het volk zochten naar schijngetuigenissen om Jezus ter dood te kunnen brengen, maar ze vonden er geen. Toen sprak de hogepriester: ‘Zeg ons of U de Christus bent, de Zoon van God.’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het.’ De hogepriester en de oudsten zeiden: ‘Hij verdient de doodstraf’ en ze spuwden Hem in het gezicht en sloegen Hem.

Intussen zat Petrus op de binnenplaats. Een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: ‘Jij was ook bij Jezus de Galileeër’. Maar Petrus ontkende en zei: ‘Ik weet niet wat je bedoelt.’ Hij ging ergens anders zitten maar ook hier zei een dienstmeisje: ‘Die daar was bij Jezus!’ Hij ontkende opnieuw door te zeggen: ‘Ik ken die mens niet.’ Maar de omstanders kwamen dichterbij en zeiden: ‘Ja zeker, je hoort ook bij Hem; het is duidelijk aan je spraak te horen.’ Toen begon Petrus te vloeken en te zweren: ‘Ik ken die mens niet.’ Toen begon een haan te kraaien en Petrus herinnerde zich het woord van Jezus, die gezegd had: ‘Voor het kraaien van de haan zul jij Mij driemaal verloochenen.’ Petrus ging naar buiten en begon bitter te huilen.

Bij het aanbreken van de morgen spraken de hogepriester en de oudsten het doodvonnis uit en leverden Hem over aan de landvoogd Pilatus. Toen Judas dat zag, kreeg hij wroeging, bracht de dertig zilverlingen terug bij de hogepriesters, gooide ze in de tempel en liep weg om zich te verhangen.

Pilatus stelde Jezus de vraag: ‘Bent U de koning der Joden?’ Jezus antwoordde: ‘Gij zegt het.’ Nu was het de gewoonte om bij elk feest één gevangene vrij gelaten. Pilatus sprak tot het volk: ‘Wie willen jullie dat ik vrij laat? Jezus of de gevangene Barabbas?’ Zij antwoordden: ‘Barabbas!’ Pilatus vroeg: ‘Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt?’ Zij schreeuwden allen: ‘Aan het kruis met Hem!’

Toen namen de soldaten Jezus mee, trokken Hem zijn kleren uit en hingen Hem een rode mantel om. Ze vlochten een kroon van doornentakken, zetten die op Zijn hoofd en bespotten Hem: ‘Gegroet, koning der Joden!’

Nadat zij de spot met Hem hadden gedreven voerden ze Hem weg om Hem te kruisigen op de berg Golgota. Op weg daarnaar toe vorderden zij Simon van Cyrene om te helpen Jezus’ kruis te dragen. Nadat zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn kleren door er om te dobbelen.

Boven Zijn hoofd hadden zij een opschrift aan het kruis bevestigd met de reden van Zijn veroordeling: Dit is de koning der Joden. Samen met Hem waren ook twee rovers gekruisigd.

Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. Toen riep Jezus met luide stem: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Omstanders zeiden: ‘Hij roept om Elia. We willen eens zien of Elia Hem komt redden.’ Jezus slaakte andermaal een luide kreet en gaf de geest.

En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën, de aarde beefde en de rotsen spleten. De graven gingen open en de lichamen van vele heilige mensen die ontslapen waren stonden op. De honderdman en zij die met hem bij Jezus de wacht hielden, werden bij het zien van de aardbeving en wat verder gebeurde door een grote vrees bevangen en zeiden: ‘Waarlijk, Hij was een Zoon van God.’

Toen het avond was geworden ging Jozef van Arimatéa, die zich ook bij de leerlingen van Jezus had aangesloten, naar Pilatus om het lichaam van Jezus te vragen. Hij kreeg toestemming en samen met Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jacobus en Jozef, wikkelden ze Zijn lichaam in een smetteloze lijkwade en legden Hem in het graf dat Jozef van Arimatéa pas in de rots had laten uithouwen. Zij rolden een grote steen voor de ingang en gingen heen.

De volgende dag gingen de hogepriesters en Farizeeën naar Pilatus en zeiden: ‘Heer, wij herinneren ons dat die bedrieger toen Hij nog leefde gezegd heeft: na drie dagen zal Ik verrijzen. Geef daarom order om het graf te bewaken tot de derde dag. Zijn leerlingen zouden Hem anders eens komen stelen en aan het volk zeggen: Hij is van de doden verrezen.’ Pilatus zei: ‘Neem maar alle veiligheidsmaatregelen zoals jullie die van plan zijn.’ De soldaten gingen daarop naar het graf en hielden de wacht.

Zo spreekt de Heer,

Wij danken God.

Overweging

Destijds heeft de buxusmot voor een enorme kaalslag gezorgd onder de buxus-boompjes in ons land. Vooral tegen Palmpasen is dat te merken, want nogal wat parochies doen een oproep, bij wie of waar nog gezonde takjes te verkrijgen zijn. Ik heb in mijn achtertuin een forse buxusboom staan en wonder boven wonder is de struik niet aangetast. Hier heeft het “Hosanna” het klaarblijkelijk gewonnen van het “Kruisigt Hem!” en daar ben ik wat blij mee, tenslotte hebben ook wij ze elk jaar weer nodig om met Palmpasen te zegenen en aan de mensen uit te delen.

Niet de buxusmot maar corona trok dit jaar een streep door de rekening: geen missen, geen palmwijding, geen palmtakjes voor mee naar huis te nemen. Even kwam het volgende plan naar boven: als wij nou eens in stilte een mand vol palmtakjes zouden zegenen en klaarzetten in de Mariakapel, die dagelijks geopend is, dan kan al wie wil tòch een palmtakje komen afhalen. Het idee was goed bedoeld, maar op het laatste moment hebben wij er toch van afgezien. De oproep van de overheid om zoveel mogelijk binnen te blijven woog voor ons zwaarder. En wie zijn wij dan, om met allerlei acties de mensen uit hun huizen te lokken? “Blijf in uw kot!” zo raadde de Belgische minister van volksgezondheid haar volk al aan, weken voordat ook wij onze voorzorgs-maatregelen namen. De spreuk maakte zo’n indruk, dat ze inmiddels in ieders mond ligt, er worden zelfs liederen op gemaakt …

En toch gaan wij de palmtakjes zegenen en uitdelen, maar niet nu. Wij doen dat bewust tijdens de allereerste Heilige Missen, die wij ooit weer publiekelijk in onze kerken zullen vieren. Een duif met een olijftakje bracht ooit de blijde boodschap, dat de Zondvloed voorbij was en dat er vrede over het land was gedaald. Zo mogen ook onze palmtakjes een teken zijn, dat het “Hosanna” het “Kruisigt Hem!” uiteindelijk zal overstemmen …

Voorbede

Goede God,

In deze Goede Week is het onze uitdaging om ons geloof niet alleen bij vrome woorden te laten. Help ons en verhoor onze gebeden:

Om vrede overal ter wereld, bijzonder in die gebieden waar Jezus zelf als mens heeft geleefd, is gestorven, begraven en verrezen;

Laat ons bidden …

Heer, onze Heer, wij bidden U verhoor ons.

Om openheid en ontvankelijkheid van alle jongeren voor de grote mysteries van het katholieke geloof, vooral in ons eigen land;

Laat ons bidden …

Heer, onze Heer, wij bidden U verhoor ons.

Om vernieuwing en verdieping van het geloof in de werkelijke aanwezigheid van Jezus in het Allerheiligste Sacrament van het altaar;

Laat ons bidden …

Heer, onze Heer, wij bidden U verhoor ons.

Om kracht en sterkte voor zieken, eenzamen en allen die het moeilijk hebben;

Laat ons bidden …

Heer, onze Heer, wij bidden U verhoor ons.

Om moed en kracht voor allen die worstelen met het lijden en het leven; voor alle dierbare overledenen, dat God hun leven spoedig zal vervullen in zijn land van eeuwig licht en vrede;

Laat ons bidden …

Heer, onze Heer, wij bidden U verhoor ons.

Slotgebed

God,

U hebt ons geschapen voor een eeuwig leven. Schenk ons de liefde en de kracht om dat ook waardig te zijn. Verhoor onze gebeden en sta ons bij met uw genade.

Dat vragen wij U, Gij die leeft en heerst in eeuwigheid.

Amen.